Toename kinderarbeid door COVID-19

Artikelen

Vrijdag 12 juni stonden we stil bij de Internationale Dag tegen Kinderarbeid. Volgens de cijfers van vóór de coronapandemie werken wereldwijd nog altijd 152 miljoen jongens en meisjes, waarvan maar liefst 72 miljoen gevaarlijk werk doen. Het goede nieuws is dat we vooruitgang boeken en er steeds minder kinderen betrokken zijn bij kinderarbeid (sinds het jaar 2000 94 miljoen minder). Volgens het ILO-UNICEF rapport COVID-19 and child labour: A time of crisis, a time to act wordt die vooruitgang nu in gevaar gebracht door COVID-19. De eerste schattingen door de Verenigde Naties geven aan dat dit jaar een extra 66 miljoen kinderen in extreme armoede vervallen als gevolg van de pandemie. Daarmee verwacht dit rapport dat kinderen weer in toenemende mate moeten bijdragen aan het inkomen van de familie. Meisjes zijn in het bijzonder kwetsbaar. Als adviseurs op het gebied van de bestrijding van kinderarbeid in de ketens van bedrijven, maken wij ons hier grote zorgen over. In dit blog zetten wij uiteen wat er aan de hand is, en welke oplossingen wij zien.

Ervaringen uit productielanden

In webinars en in verschillende onderzoeks-publicaties, is de toename van kinderarbeid bevestigd. Zo deelde de internationale NGO Goodweaveervaringen uit de tapijtenindustrie in India en Nepal. Zij maken zich grote zorgen over kinderen die totaal onzichtbaar worden. Ook zien zij geldschieters in India die misbruik maken van de situatie door wurgleningen te verstrekken aan gezinnen in nood. Hun kinderen moeten deze aflossen in de vorm van schuldslavernij. Plan International Libanon liet zien dat het aantal werkende kinderen, die onder slechtere omstandigheden voor langere uren moeten werken, stijgt sinds Covid-19. De NGO Verité verwacht stijgende aantallen kinderen in de verste schakels van verschillende productieketens. Ook ECPAT International deelde zorgwekkende signalen over een toenemend aantal kinderen dat wordt ingezet voor prostitutie.

 Kortom, COVID-19 heeft een ernstige impact en kan voor de (middel)lange termijn verwoestende gevolgen hebben voor kinderen en hun rechten. Kinderarbeid is een complex vraagstuk met verschillende sociale, economische en politieke oorzaken, zoals: armoede, gebrek aan toegang tot goed onderwijs, zwakke handhaving van arbeidswetgeving, gebrek aan empowerment van vrouwen en onvoldoende sociale bescherming voor de armen. Al deze oorzaken worden door de globale ernstige pandemie sterk uitvergroot.

Rechtvaardigt de economische impact van COVID-19 de groei van kinderarbeid?

Miljoenen gezinnen in opkomende en ontwikkelingslanden werken als dagloners in de informele sector (denk aan dagarbeiders, riksjatrekkers, bouwvakkers, straatverkopers, arbeiders van kleine informele fabrieken, etc.). Juist zij hebben hun inkomen verloren door de wereldwijde lock-downs en de klap van de pandemie. Zij kunnen vaak niet rekenen op werkloosheidsuitkeringen of voedselhulp. Acuut inkomensverlies betekent dat gezinnen minder in staat zijn om de basisbehoeften (zoals voedsel, huur) te betalen. Er blijft dan al helemaal geen geld over voor gezondheidszorg of onderwijs voor hun kinderen. Ook in de formele sector, heeft het sluiten van fabrieken in talloze landen geleid tot massale ontslagen en verlies aan inkomsten, met alle gevolgen voor de miljoenen werknemers en hun gezinnen.

Aangezien volwassenen een hoger risico op coronavirusinfectie lopen dan kinderen, neemt de druk op kinderen toe om een grotere verantwoordelijkheid op zich nemen voor het overleven van het gezin. Productielocaties die nog open zijn, gaan op zoek naar de goedkoopste arbeidskrachten. Kinderen zijn dan een zeer goedkoop alternatief.

Sommige landen hebben al mogelijke versoepeling aangekondigd van de regelgeving en handhaving van kinderarbeid in sommige landen (zoals in India). Er zijn voorstellen gedaan om de minimumleeftijd voor kinderarbeid te verlagen om de tekorten aan arbeidskrachten aan te pakken. In deze landen rechtvaardigt de crisis het toestaan van kinderarbeid.

Covid-19 vermindert de toegang tot onderwijs

Regeringen over de hele wereld hebben onderwijsinstellingen voor onbepaalde tijd gesloten in een poging de verspreiding van de COVID-19-pandemie tegen te gaan. UNESCO schat dat deze sluitingen meer dan 89% van de leerlingen in 188 landen treffen.

Ervaring leert dat toegang tot kwalitatief goed onderwijs kinderarbeid vermindert. Daarmee is de vrees reëel dat de sluiting van scholen door de pandemie het risico op kinderarbeid vergroot. Onderwijs op afstand is voor veel kinderen, bijvoorbeeld in plattelandsgemeenschappen, onmogelijk door gebrek aan toegang tot internet, elektriciteit of technologie. Zelfs na heropening van de scholen, zullen veel meisjes en jongens hun aansluiting op het onderwijs volledig verliezen, omdat ze moeten werken of het gezin zich de schoolkosten (schoolgeld, voorraden en uniformen) niet meer kan veroorloven.

Wat moeten we doen om het tij te keren?

Het lijkt wellicht aantrekkelijk voor bedrijven om de teugels voor maatschappelijke verantwoordelijkheid nu wat te vieren en terug te grijpen op business as usual. Echter er is geen business as usual meer. Business partners in productielanden overleven de crisis mogelijk niet of voelen zich gedwongen nieuwe en goedkopere arbeidskrachten te zoeken. Outsourcing naar de informele sector is ook een reële manier om kosten te besparen. Juist daarom is het in tijden van crisis van cruciaal belang dat bedrijven die internationaal zakendoen, zo goed mogelijk invulling geven aan gepaste zorgvuldigheid (due diligence), conform de OESO-richtlijnen en UNGPs, en samen optrekken met businesspartners in productielanden. Op deze manier kunnen zij ervoor zorgen dat zij niet bijdragen aan de (verdere) uitbuiting van kinderen.

Dit betekent dat internationaal opererende bedrijven blijven investeren in het kennen en onderzoeken van de toeleveringsketens en de mogelijkerisico’s op kinderarbeid. Grote risico’s tijdens deze pandemie zijn landen waar kinderarbeid en kinderhandel al veel voorkwamen vóór corona. De identificatie van dit soort ‘‘hotspots’’ zal gerichtere interventies mogelijk maken. Het betekent ook dat bedrijven in gesprek gaan met leveranciers in risicolanden om inzicht te krijgen in de uitdagingen tijdens de crisis en om hen aan te moedigen bescherming van kinderen tot een prioriteit te maken. Bedrijven kunnen invloed uitoefenen op hun leveranciers en kunnen samen met deze en andere partijen werken aan bescherming van kinderen. Kinderarbeid verdwijnt niet door een verbod of door uit te wijken naar een andere leverancier. Het is belangrijk dat onderliggende oorzaken zoals een te laag inkomen van ouders, gebrekkige toegang tot onderwijs en tradities en gewoonten, ongelijkheid tussen jongens en meisjes, worden aangepakt. Dat kan een bedrijf niet alleen, maar het kan er wel een belangrijke rol in spelen.

Wetgeving voor het doen van een dergelijke due diligence wordt op dit moment op Europees niveau verkend en ontwikkeld. Wij juichen deze ontwikkeling toe, omdat hiermee een minimum norm in de markt wordt neergelegd, die de bestaande richtlijnen al hebben uitgezet. In Nederland ligt de Wet Zorgplicht Kinderarbeid er al, die naar verwachting in 2022 in werking zal treden. Hoewel de wet er nog niet is, is de noodzaak om te handelen er nu wel. Daarom roepen we bedrijven op niet te wachten, maar juist nu te beginnen te onderzoeken waar in de keten COVID19 de situatie op gebied van kinderarbeid (mogelijk) heeft verslechterd.

Het kan wel

Dat bedrijven echt een rol te spelen hebben laten wij zien in de publicatie, die wij schreven voor het Fonds Bestrijding Kinderarbeid (FBK) ‘Lessons Learned – Practical steps for due diligence and remediation by companies’. De 26 bedrijven die de afgelopen 3 jaar meededen aan verschillende projecten en hiervoor FBK-subsidie ontvingen, laten goede voorbeelden zien, en delen hun uitdagingen. Zij horen bij de pioniers om het taboe op kinderarbeid in de keten te doorbreken.

Wees deel van de oplossing!

Het is duidelijk dat een enkele organisatie een uitdaging van deze complexiteit en schaal niet alleen kan oplossen. Langdurige samenwerkingen in de gehele waardeketen zijn vereist. We hebben zowel lokale als internationale bedrijven nodig, maatschappelijke organisaties en overheden, ieder binnen zijn mogelijkheden en verantwoordelijkheid. COVID-19 maakt dit duidelijker dan voorheen. Wij roepen bedrijven daarom op om krachten te bundelen en internationale afspraken na te komen, ook in moeilijke tijden. Zo pakken we de oorzaken van kinderarbeid aan en dragen we bij aan inclusieve, duurzame toeleveringsketens!

Annelien van Meer (Enact Sustainable Strategies), Liesbeth Unger (Human Rights at Work) en Machteld Ooijens (Partnering for Social Impact) zijn adviseurs op het gebied van business en human rights. Sinds 2018 zijn zij als externe experts verbonden aan het Fonds Bestrijding Kinderarbeid (FBK), dat projecten financiert van Nederlandse bedrijven die kinderarbeid in hun keten willen aanpakken. Het FBK is op dit moment geopend voor nieuwe projectvoorstellen. Meer informatie is te vinden op: https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/fonds-bestrijding-kinderarbeid

 

Share This